Hostel

Laatst was ik in Berg Aukas. Met Achim. Achim helpt met Moringa voor Namibia, of, zoals het hier heet, de Miracle Tree Foundation. We hadden de school bezocht en dat is altijd een beetje als thuiskomen. Zodra ik het terein oprij beginnen de kinderen te roepen: Master Reinoud, Master Reinoud en voordat je het weet verdwijnen mijn benen in een kluwen kinderen.

Maar vandaag wil ik Achim het hostel laten zien. Achim kent onze kinderen, nou ja ‘onze’ we zorgen voor ze nadat we ze uit het hostel hebben weggehaald. Dat was vorig jaar maart. Zes meisjes hebben we, met toestemming van hun ouders, meegenomen. Omdat de situatie onhoudbaar was. Ondervoeding, verwaarlozing en slaag, veel slaag. Dus hadden we van de dertig kinderen in het hostel de zes meest kwetsbare meisjes meegenomen.
Imelda die nooit praatte en altijd een loopneus had, Arletta die epilepsi heeft en nog vier anderen. Ze sliepen op een plastic zak op de stenen vloer. ‘Ach’ denk je wellicht: ‘bij die temperaturen valt dat wel mee’ maar ze sliepen in de winter op de vloer en dan is het zo rond het vriespunt. zes kleine bibberende meisjes, in foetus houding onder een té dunne deken. Indertijd hadden we matrassen voor ze gekocht. Prachtig gezicht, zes meisjes op één twijfelaar, drie aan de ene kant, drie aan de andere kant. Dat was een kleine verbetering maar toch… het slaan bleef bestaan, het één keer eten per dag en ik voelde me er niet goed bij om dit hostel te ondersteunen. De situatie langer te laten bestaan. Dus had ik de toenmalige principal gesmeekt om het te sluiten. Maar ook hier is politiek mensen niet vreemd. Dertig extra kinderen op school dat is toch mooi. 

In maart was de maat vol. Nadat Arletta weer een toeval had gehad. Met toestemming van de ouders hebben we ze in huis genomen. Zodat ze vanuit ons huis naar school konden gaan. Dat was op een donderdag. Op maandag begon de lock down en vier van de meisjes hebben we naar hun ouders gebracht. Op boerderijen ver vanuit Grootfontein. Tot op vandaag zijn ze niet teruggegaan naar school. Alleen Imelda en haar zus Teresia zijn gebleven. Hun ouders hadden dat expliciet gevraagd. Dus dat voelt als onze kinderen.

Dan te bedenken dat er meisjes van 4 tot 16 woonden,
samen met jongens van 5 tot 18.

Nu de school weer is begonnen wonen er opnieuw zeven kinderen in het hostel. Ik wilde Achim laten zien hoe het was. We reden er na het schoolbezoek naar toe. ‘Is dit het’ vroeg hij met ongeloof in zijn stem. ‘Ja en ze hebben het ook nog eens opgeknapt’ was mijn antwoord. We liepen het gebouw binnen. Een oud huis, de ramen grotendeels ingegooid. Geen electriciteit of water en geen deuren meer. Dan te bedenken dat er meisjes van 4 tot 16 woonden, samen met jongens van 5 tot 18. Als we binnen komen kun je niet meer ontsnappen aan de penetrante urinelucht. Achim is opeens stil, hij kijkt rond, bleekjes en loopt weer snel naar buiten. Dat vertelt genoeg. Op de terugweg is hij stil, tot hij over het project begint te praten. Dan lucht hij op, blij om zich te kunnen concentreren op iets positiefs.

Promises

Promises, promises, promises, always promises. Het is een gezegde geworden in ons gezin. Overgehouden uit Engeland. Als we daar op vakantie gingen en we zagen een waarschuwingsbord -voorzichtig overstekend wild- dan klonk er altijd een klein stemmetje: Promises, promises, always promises. Het mannetje wilde wild zien. Echt wild en het liefst springend over de weg, net zoals op het bord. Dat gebeurde nooit dus hij had zijn geloof in de waarschuwing behoorlijk verloren.

Dus bij een waarschuwingsbord mompel ik dat nog steeds. En bij het bord dat ik nu tegenkwam klonk het uit volle borst. Alhoewel ik wel iets rustiger ging rijden. We zitten erg dicht bij Etosha national park en als olifanten walkabout gaan dan kijken ze echt niet op een kilometer. Overstekende olifanten. Beats de file melding any time.

Nu zijn olifanten helemaal geen lieve zachte pluche dieren.
Eerder humeurige giganten met een erg kort lontje.

Maar ook hier brachten de gebroken beloftes langzamerhand een gevoel van: Ja, ja het zal wel. Tot vandaag dan. Want na het passeren van het tweede bord werd er eindelijk een belofte gehouden. Olifanten klonk de schreeuw van de achterbank. Vol op de rem en meteen de berm in. Beetje terug en ja daar liep een kudde olifanten. Nu zijn olifanten helemaal geen lieve zachte pluche dieren. Eerder humeurige giganten met een erg kort lontje. Dus je kunt ze nooit van dierentuin dichtbij zien. Vandaag hadden we geluk. Tussen ons en de kudde stond een hek met drie dikke elektrische schok kabels. Dus stonden we op nog geen tien meter afstand van de olifanten die rustig verder liepen. Wel, op één kolos na. Beetje puber nog. Die zo boos was over het feit dat wij daar stonden, dat hij zijn uiterste best deed om modder te gooien. Ongelooflijk mooi. Een ingeloste belofte.

Om eerlijk te zijn, het stemmetje van het mannetje klonk nog steeds in m’n oren. De belofte was namelijk op de weg. Op de weg! Binnenkort toch maar eens naar Katima Mulilo rijden, daar lopen ze echt over de weg.

Namlish

Heb je iemand ooit Nigeriaans horen spreken? Erg grappig als je Engels gewend bent. Zo diep gaat het hier in Namibië niet. Toch heeft het Namibische engels zijn eigen karakter en eigenaardigheden. Sommigen daarvan zijn uit het Afrikaans overgenomen, sommigen hebben te maken met de cultuur.

De belangrijkste zijn het gebruik van Neh en Mos aan het eind van een zin. Het is mooi weer vandaag. Die zin wordt meestal uitgesproken als: Het is mooi weer vandaag, Neh? Min of meer een gesproken vraagteken.
Mos heeft een iets andere betekenis. Neem de zin: Ik heb het je toch gezegd. Om die zin meer nadruk te geven voeg je er Mos aan toe: Ik heb je toch gezegd, mos. Als je dat gebruikt ziet iedereen je als een Namibiër.
Om dat helemaal voor elkaar te krijgen is het gebruik van I’m coming essentieel. I’m coming lijkt erg op het engelse Ik kom eraan (of ik ben onderweg) maar heeft een fundamenteel andere betekenis. Hier in Namibia betekent het: Ja, ik ben van plan om naar je toe te komen. Alhoewel ik ben nog bezig dus weet niet precies wanneer.

Vaak zegt Esther het, terwijl ze van me weg loopt. Dan volgt er een conversatie zoals de volgende:
Esther kom je, we gaan weg.
I’m coming, neh.
Ja, ja, waarom loop je dan weg?
I’m coming
Half uur later
Ok, laten we gaan, je ziet dat ik er ben, ik zei toch I’m coming mos

Een ander taalgebruik waar ik erg aan heb moeten wennen is het gebruik van sorry. Regelmatig gebeurt het dat ik ergens ben waar een klein kind is die niet gewend is aan ‘oshilumbu’s’ (witte dingen, ik dus). Als ik dan naar ze lach dan beginnen ze onbedaarlijk te huilen. (afgelopen zaterdag was er eentje die elke keer als ik naar hem keek met z’n armpje een wegwerpgebaar maakte, alsof hij wilde zeggen: ‘Ga weg, enge man’. Toen dat niet hielp gooide hij suikerriet naar m’n hoofd. Een dapper kereltje).

sorry neh

Als ze huilen kijkt iedereen me verwijtend aan en zegt: ‘Zeg sorry’.
Ik? Moet ik sorry zeggen? Maar ik heb niets gedaan.
Dat is niet het punt. Sorry zeggen hoort. Als iemand valt of als iemand pijn heeft. Zeker een kind. Sorry, sorry, sorry neh. Gek genoeg vind ik het bij volwassenen prima werken. Het geeft een gevoel van medeleven. Terwijl bij een kind veel meer het gevoel blijft hangen van verontschuldiging voor iets waar ik geen invloed op heb. Dus weiger ik het bij kinderen,
sorry neh.

Hair

Ken je de musical? Dan zal de titelsong nu in je hoofd zitten. Hair. En haar is een item in Namibië. Vooral bij de vrouwen. Dan niet zomaar een item, het is bijna een eerste levensbehoefte.

Minimaal 1x per 14 dagen hebben de meiden in huis (onder leiding van Esther, mijn vrouw) een haar-dag. Dan zitten ze gezellig bij elkaar en doen elkaars haar. Al voordat ik de kamer ben binnengestapt voel ik hoe laat het is. Een gevoel dat alleen maar wordt versterkt door de blikken die ik krijg zodra ik mijn stap afmaak en in de kamer sta. Ga weg, niet welkom, we doen ons ding.

Doen? Ja doen. Er wordt gevlecht, verlengd, geborsteld, gemasseerd en gepraat. Het liefst de hele dag lang. Ik heb verschillende vrouwen gevraagd waarom ze zo gefocused zijn op haar. Het antwoord is altijd hetzelfde: lang sluik haar is het ideaal beeld. En als je dat niet hebt dan maak je het toch? Desnoods met een pruik!

Dat heb ik Esther laten beloven voordat we trouwden: nooit een pruik. Want voor mij is het al moeilijk genoeg om te wennen aan het invlechten van haar en opeens een vrouw te hebben die er totaal anders uitziet. Als dat op dagdagelijkse basis gebeurd dan wordt het nog moeilijker. Ook voor de honden die in eerste instantie de metamorfose met argwaan bekijken. Een vrouwmens die de geur van het vrouwtje heeft gejat. Nee, geen pruiken, ik kan net leven met het vechten.

Of ben ik diep ergens van binnen jaloers op die mooie dagen waar ik niet welkom ben.

Of ben ik diep ergens van binnen jaloers op die mooie dagen waar ik niet welkom ben. Gezellig mag dan een woord zijn dat niet in één van de talloze talen van Namibië voorkomt, ze kunnen het wel degelijk zijn, als vrouwen onder elkaar, samen met haar.

Each child a tree

Kehemu Primary school heeft meer dan 3.000 leerlingen en is daarmee de grootste school van heel Namibië. Voor ons zit Joseph Gideon het hoofd van de school. Een gedreven man. Hij komt zelf uit een erg arm gezin. Kreeg de kans om zijn opleiding af te maken van Amerikanen en heeft die met beide handen aan gegrepen. Vol trots verteld hij dat zijn management team voor het grootste gedeelte bestaat uit zijn eigen oud-leraren. Als we hem vragen waarom hij aan het project Each child a Tree wilde meewerken is hij duidelijk: ‘Omdat het mijn kinderen een kans geeft.’ zegt hij. ‘Een kans op een beter bestaan. Dat wil ik ze niet onthouden.’

Dus ondanks de vertragingen van Corona, de examens die opeens uit de lucht kwamen vallen, en ondanks alle moeilijkheden zijn we begonnen. Letterlijk elk kind op Kehemu heeft een boompje gekregen. Ruim 3.200 stuks. Want de docenten moesten ook meedoen. Gideon voorop. ‘Zo kunnen wij het voorbeeld geven en de kinderen vragen hoe groot hun boom al is’ legt hij uit.

Ondervoeding is een vloek voor het leven. Dat gaat nooit meer weg.

Moringa is een superfood. In de bladeren zit alles wat kinderen nodig hebben. De boom groeit echt uitstekend in het klimaat van Namibië. Esther Angula, de voorzitster van Miracle Tree Foundation legt het met passie uit: ‘Niet voor niets heeft de WHO gezegd: Ieder huis een boom. Het is een Miracle Tree. Alleen mensen weten dat niet. Door wat we hier doen maken we mensen bewust en geven we kinderen verantwoordelijkheid. Ik ben zelf opgegroeid in exile. Heb veel meegemaakt en kan niet werkloos toezien hoe kinderen lijden. Ondervoeding is een vloek voor het leven. Dat gaat nooit meer weg. Die achterstand haal je nooit meer in. Dus willen wij bij het begin beginnen. Simpel en doeltreffend. Een donatie geeft een boom hier. In de handen van een kind. Alleen houden we daar niet op. We hebben oogstdagen. Dan komen we terug. De kinderen oogsten zelf de bladeren van hun boom. Brengen die naar school, waar wij ze ophalen. In onze fabriek gaan we ermee aan de slag, maken er pillen van, voor de kinderen.’ ‘Fabriek klinkt groots’ zegt ze, lachend. ‘We hebben de gebouwen zelf gebouwd en ingericht. Om te wassen, de blaadjes te drogen en te malen. Het poeder dat we maken, daarmee persen we pillen. De pillen gaan terug naar school.’

In Namibië krijgen kinderen pap tijdens hun pauze. Doodgewone pap alleen met wat suiker. Voor veel kinderen is dat de enige normale maaltijd die ze krijgen op een dag. ‘1 theelepel Moringa poeder maakt al zo’n verschil’ verzucht ze. ‘Geeft eiwitten, mineralen, vitaminen en omega. Maakt daarmee een goede combinatie met de pap. Zo hard nodig en zo simpel: twee euro en een kind krijgt z’n toekomst in handen.’

In Nederland wordt de werving van fondsen door de stichting Moringa voor Namibië vorm gegeven. Remco Herfst is daarvan de penningmeester. We vragen hem of de stichting zich vooral op die twee euro voor een boompje richt. ‘Dat is niet helemaal de bedoeling’ zegt hij ‘alhoewel het erg goed werkt. Het is zo simpel en traceerbaar.’ ‘Wat we echt willen bereiken is een verbinding tussen een school hier in Nederland en een school in Namibië. Zodat er een band ontstaat.’ Een uitwisseling over hoe het leven echt is. Aan beide kanten bestaan daar hele romantische en simpele ideeën over. Daar kunnen we ook waarde toevoegen’’ verduidelijkt hij.

Esther verteld over het project op Kehemu: ‘De kinderen waren zo ongelooflijk blij met hun boompje. Verschillende probeerden er nog één extra te krijgen. Hielden het boompje achter hun rug of zetten hem ergens neer om snel terug te komen om een tweede te halen. Moringa hun superheld. Die boodschap hebben ze echt mee gekregen.’

Als we later door de wijk van de school rijden zien we de kinderen lopen. Met in hun handen hun boompje. En het klinkt door de wijk ‘Meneer Moringa, Meneer Moringa kan ik een boompje krijgen?’ In Afrika is het niet moeilijk om bekend te worden. Deze keer ben ik daar erg blij mee.

Humor

Humor verschilt per land. Namibia is daar geen uitzondering op. Vaak lach ik op de verkeerde momenten, of juist op de juiste momenten niet. Stilte en verwijtende blikken zijn het gevolg.

Nigeriaanse humor is hier erg in. Korte YouTube filmpje over een wijs meisje, met de naam Success, die haar onderwijzers en familie elke keer weer in het ootje neemt zijn erg populair. Ook bij ons thuis. De favoriet? (https://www.youtube.com/watch?v=5Wb4l1iHIDA)

Success wordt van school gestuurd. Met haar vader gaat ze naar het hoofd van de school. Saillant detail is dat dat nogal een riskante onderneming is want ze schuwen hier de toepassing van lijfstraffen echt niet. Ze staan bij het hoofd van de school. Success wordt ervan beschuldigd dat ze tegen haar onderwijzeres heeft gezegd dat ze op een aap lijkt. Bij hoog en bij laag houdt ze vol van niet. Dus wordt de onderwijzeres geroepen. ‘Ja, Success heeft gezegd dat ik op een aap lijk’. Boze blikken richting Success. Die kijkt de onderwijzeres aan en zegt: ‘nee je quote me verkeerd, ik heb gezegd dat de aap op jou lijkt.’.

Ik lach mee met hun lachen.

Hard kunstmatig gelach gevolgd door verbaasde blikken en meer gelach. En thuis liggen ze dubbel, keer op keer. Ik lach mee met hun lachen. Onderwijl verbaasd over het intense plezier. Of zou dat liggen in het feit dat Success doet wat zij nooit zouden doen: rebellie tegen de onderwijzer, autoriteiten, ouders en hoofden die zoveel macht hebben dat een verkeerde blik je al een pak slaag bezorgd?

Muziek

Het is warm vandaag. Dan lig ik in de middag altijd even op bed. Siësta, alhoewel ze dat hier officieel niet kennen. Teresia loopt door het huis. Ze zingt. Nou ja zingen… Het is meer een human beat box. Oemf oemf oemf. Ze klakt met haar tong en het is erg aangenaam om naar te luisteren. Het doet me denken aan mijn eerste echte kennismaking met Afrikaanse muziek.

Ik nam een ‘hike’ van Grootfontein naar Windhoek. Ongeveer 450 km. Je stapt dan in een zeven seater (ja met vijf anderen plus de bestuurder). En dan gá je. De bestuurder rijdt als de duivel. Ik zit naast een meisje, zo dicht op haar dat ik me gedurende de vijf uur durende rit niet durf te bewegen uit angst dat ze dan zwanger zal zijn en mij als vader aanwijst. En dan dus de muziek.

Hij moet een slechte jeugd hebben gehad.

Afrikaanse muziek bestaat uit herhalingen. Herhalingen van zinnen en woorden. Herhalingen. Van zinnen of woorden. Herhalingen. En dat gaat door en door en klinkt goed. Eén nummer vind ik erg mooi. Ook wel triest. My mother gave me leftovers, leftovers, leftovers zingt de zanger. Ik voel een licht medelijden in me opkomen. Leftovers in Namibië. Hij moet een slechte jeugd hebben gehad.

Thuisgekomen zoek ik de nummers op. Als ik uiteindelijk leftovers heb gevonden snap ik dat ik toch nog wat aan mijn luistervaardigheid moet doen. De zanger verteld dat zijn mama hem legover geeft. Een synoniem voor seks. Niet één keer, het blijft zich herhalen. Ik ben blij dat ik dat niet begrepen heb, zo dicht op dat meisje.

Zusjes

Rundu ligt langs de Kavango rivier in het noorden van Namibië. We zijn daar om een Moringa plantage te bezoeken. Daar concentreren ze zich op het maken van poeder voor de lokale markt.

Alleen de eigenaar gaat er niet eerder heen dan vijf uur in de middag dus moeten we een keer terug. Ik wil de plantage graag zien en foto’s maken. Dus met wat tijd over besluiten we om de zus van Teresia en Imelda te bezoeken. Vijfentwintig kilometer rijden over een gravel weg. Langs de rivier, een mooie tocht.
Teresia weet de weg. We slaan een klein weggetje in en al gauw staan we bij het kleine blikkie*. Het zusje staat te wachten, baby op de arm. De baby hangt er een beetje onbeholpen bij. Het zusje lijkt jong.

Het antwoord blijft in de lucht hangen en beweegt niet

Teresia en Imelda zeggen niets. Het zusje zegt niets. Toch gaf ze in haar SMS aan haar zusjes graag te willen zien. Dus breken wij het ijs maar. We krijgen stoelen en zitten. Ik vraag naar haar baby. Ja die is van haar. ‘Hoe oud ben je?’ ‘Vijftien’. Het antwoord blijft in de lucht hangen en beweegt niet. Het zusje kijkt weg, beschaamd. ‘In Juli word ik zestien’ zegt ze zacht. Even later rijden we weg. Ze loopt het blikkie in. Ook Teresia en Imelda kijken niet om. Ik voel zoveel verdriet omdat het wel anders kan.

*Een blikkie is een onderkomen dat wordt gemaakt van ijzeren golfplaat. Palen worden in de grond geslagen en daaraan worden de blikken golfplaten bevestigd. Meestal geen ramen, geen vloer anders dan het zand waarop gebouwd is. Gedurende de dag wordt het bloedheet want er is geen isolatie. In de winter is het in de nacht ijskoud want de temperatuur daalt in de winter tot rond het vriespunt. Ongeveer een miljoen mensen leven in Namibië onder deze omstandigheden. Water moet gehaald worden, soms is er elektriciteit. Kinderen slapen samen in een bed, tot wel vier tegelijk.

Faith

Wat is geloof? Volgens velen is het een verwachting die nergens op gebaseerd is. Ik kan ze geen ongelijk geven alhoewel het niet klopt met de bijbelse definitie van geloof. Dat even terzijde voor nu.

Waarom geef ik ze geen ongelijk? Omdat geloof gedevalueerd is. Het heeft tegenwoordig alles met sprookjes te maken. Zeker hier in Namibië. Het wemelt hier van de zogenaamde profeten. Bushiri is bijvoorbeeld een erg bekende: komt uit Zuid Afrika en heeft een heel imperium opgebouwd.

Daar houdt het echter niet op. Ik vergeet niet gauw het gesprek dat ik met een Namibische zakenvrouw had. We kregen het over geloof: ‘Good business’ zei ze, en dat zie je overal. Zelfs in Blikkiesdorp zie je de zelfbedachte kerkjes de grond uit schieten. Als mensen vertellen dat ze daar heen gaan en enorme bedragen aan de kerk schenken vraag ik ze altijd: ‘…de dominee, heeft ie een mooi bakkie?’. Steevast luidt het antwoord: ‘ja, hij rijdt een mooie auto’. ‘Die heb jij betaald’ is mijn antwoord dan.
Het wrange is dat die mensen soms zelf niet genoeg geld hebben om te eten. Ook het verkopen van gezegende stenen of olie is een lucratieve handel. Je koopt een baksteen voor 3 dollar en verkoopt hem voor 200 dollar: ze vliegen de deur uit.

De profeten gekte neemt soms een gevaarlijke wending. Zoals de profeet die claimt dat hij HIV besmetting kan laten verdwijnen. Hij ‘geneest’ mensen door zijn gebed. Er is een dokter aanwezig die een HIV test doet en die is dan altijd negatief. Op dat moment moeten de mensen hun anti HIV medicatie inleveren en gaan genezen door het leven. Man man man, wat een risico’s. De genezene zal weer vrolijk onbeschermde seks hebben, hij is de behandeling gestopt en de HIV is op een gegeven moment niet meer te stoppen.

Die vorm van geloof heeft nog wel iets moois opgeleverd.

Geloof toont zich ook ongefundeerd in de talloze wrakken die overal staan. Dat is nog wel het meest duidelijke bewijs van de oppervlakkigheid en wensdromen van geloof in Afrika. Je rijdt je auto en er gaat iets kapot. Niet te repareren, het onderdeel is niet te krijgen of het is te duur. Wat doe je dan? Je zet de auto in je tuin. Overtuigd dat je op een morgen buiten komt en je auto, gezegend, weer helemaal fonkelnieuw voor je klaarstaat. Die vorm van geloof heeft nog wel iets moois opgeleverd. Talloze oude Amerikaanse wrakken staan langs de kant van de weg. Prachtig bewaard door het droge klimaat. Dat is dan ook de enige winst van deze wensdromen die ze hier geloof noemen.

Ei verkoop

En dan gaan de kippen opeens leggen. Niet voorzichtig een voor een, maar massaal.
Natuurlijk was dat de bedoeling. Toch kan ik je vertellen dat opeens vijftig eieren per dag een angstwekkende ervaring is. Zeker als ze zich opstapelen en we ze door de lock down niet kunnen verkopen vanuit de bus. Ik begon al angstvisioenen te krijgen van zo’n verzamel huis en dan vol met eieren, tot aan het plafond.

Dus Eggster gevraagd hoe ga je dat doen? ‘Oh’ zegt ze ‘rij me maar naar de location’. Daar rijden we stapvoets met 240 eieren in het bakkie. Stapvoets want we zijn als de dood om aan te komen met geklutste eieren. Halverwege besluiten de kids naar achteren te gaan om de eieren te beschermen. Alhoewel ik denk dat zij zelf een groter gevaar gaan vormen dan de weg stop ik toch. Ondernemingszin en zorg moet je toejuichen. Nog voorzichtiger ga ik verder. Niet zozeer uit angst voor de kids (achterin het bakkie is een erg geaccepteerde vorm van vervoer hier), maar meer uit angst dat ze op de eieren zullen vallen. De eerste 30 eieren verkopen we aan een vriend. Beetje makkelijk natuurlijk. Ik heb erg het gevoel dat we aanmoediging nodig hebben.

Ik heb erg het gevoel dat we aanmoediging nodig hebben.

Dan naar de location. Op z’n Zuid Afrikaans gebouwd. Flinke afstand van de stad en maar 1 toegangsweg. Als er dan iets zou gebeuren dan was het makkelijk af te grendelen. In de locations zijn er alleen tuck shops. Kleine winkeltjes aan huis. Daar gaan we langs. Om eerlijk te zijn: daar gaat Eggster langs. Het is echt niet m’n ding en Esther is er verbazingwekkend goed in. Uiteindelijk verkopen we die middag 210 eieren. 30 geven we er weg. Aan verschillende vrienden die hard geraakt zijn door de lock down. 210 eieren en het enige dat ik hoor is Cocorico. Ik leef in mijn eigen film, zeker op het moment dat we ook nog een haan verkopen.

Toch is het de moeite waard, veel nummers uitgewisseld. Morgen is het de 20ste en dat betekent dat de politie, leraren en ambtenaren betaald krijgen. Op dat moment is er geld en geven mensen dat uit. Halverwege de maand is het geld op. Zijn de winkels weer rustig en wachten mensen op hun nieuwe salaris.

Wij wachten op de bestellingen en enigszins angstig probeer ik me te herinneren welke andere films diepe indruk op me hebben gemaakt.