Pis mot

Ja, je leest het goed. Pis mot. Dat is niet een een of ander fantasie beest. Het is een mot. Om eerlijk te zijn; ik kan best leven met leeuwen en krokodillen en zelfs met hyena’s. Ook met de slangen en schorpioenen. Het begint al een beetje minder te worden met dat spinnetje dat we kregen te zien op de little 5 safari die we in Swakopmund hebben gemaakt. De gids was wel erg voorzichtig terwijl hij ons vertelde dat na een beet van dat spinnetje je nog precies 5 minuten te leven hebt. Hij had het spinnetje in zijn hoed en liet hem daarna los in de woestijn. Het was dat ik zo bang was anders had ik hem alsnog ter plekke naar de spinnenhemel getrapt. Het spinnetje natuurlijk. Ik kan daar nog net mee leven want het spinnetje leeft in de woestijn en ik niet.

Maar nu is de grens bereikt. Dit trek ik niet meer. Op zaterdagochtend werd ik wakker en m’n oog brandde en was rood. Zondagochtend kon ik m’n oog nauwelijks open houden en op maandag ben ik naar de dokter gegaan. Inmiddels waren er ook twee brandwonden op m’n rug verschenen. Brandwonden? Waarvan? Onze beste gok was gordelroos. De dokter had een andere mening. “Pis mot” zei hij met stellige overtuiging. Voor een moment dacht ik dat hij het tegen mij had. Maar hij verwoorde gelukkig zijn diagnose. De pis mot is een mot die zuur plast. Het liefst in je ogen maar in mijn geval dus ook op m’n rug. Sterk zuur dat brandwonden geeft. Die ontsteken ook nog eens en helen onwaarschijnlijk langzaam.

Dus ging ik naar huis, met antibiotica zalf en antibiotica oogdruppels (met corticosteroïden want die ontsteking in m’n oog moest echt snel weg) en nog een gewone antibiotica kuur. Gelukkig had ik ook nog onze eigen huid olie die de pijn weghaalde en het jeuken tegenging. Kon ik dat meteen testen en ik moet zeggen het werkte boven verwachting. Dat was een beetje een troost want als ik nu een mot zie dan ren ik, zo hard als ik kan en ik blijf rennen tot ik weer een elektrische vliegenmepper heb want dat schijnt het enige te zijn dat je veilig tegen ze kan gebruiken…

Bekeuring

Ik heb een bekeuring gekregen. Reed met de auto weg terwijl ik mijn gordel niet om had en werd twintig meter verderop aangehouden. Er was overigens wel een reden dat ik de gordel niet omdeed; er was namelijk net een liesbreuk bij mij geconstateerd en ik was een beetje nerveus over die bobbel in mijn lies en een eventueel ongeluk. Geen goede combinatie toch?

En dus stond ik daar, met de agent die duidelijk wachtte op het moment dat ik niet alleen mijn rijbewijs maar ook een biljet van honderd Namibische dollars zou geven. Want dat is zoals het hier gaat. Mijn garage eigenaar vertelde me dat hij elk weekend naar Windhoek rijdt en elke derde week geflitst, of liever gezegd gelaserd, wordt. De boetes liegen er hier niet om. Laatst was het voor hem N$6.000 (ongeveer €350). Om dat even in perspectief te plaatsen: slechts 5% van de Namibische werkende bevolking verdient meer dan N$7.000 per maand! Dus dat was een boete van ongekende proporties. Hij liet zijn portefeuille zien met N$300 en gaf dat aan de agent. Vervolgens kon hij ongehinderd doorrijden. Ik doe dat niet, vertik het, het levert alleen maar grotere problemen op. Dus legde ik geduldig aan de agent uit waarom ik mijn gordel niet wilde om doen. Hij schreef ijverig, en langzaam, verder. Misschien verbeelde ik het me, maar het leek alsof het puntje van zijn tong uit z’n mond kwam. 

Uiteindelijk sprak hij: “Waar is de brief van de minister? Als je je gordel niet wil dragen dan moet je een brief van de minister hebben”. Ook al vertelde ik hem dat ik pas die ochtend de diagnose had gekregen, het mocht niet baten. Of een brief van de minister of een bekeuring van N$1.000 (of natuurlijk de N$100 van mijn zak naar die van hem). Dus ga ik naar de rechter, om daar het verhaal te gaan vertellen.

Op 23 Juli is het zover. De rechter. Ik ga ‘s morgens vroeg want vandaag is ook de dag van het Memorial van de oom van Esther. En dat is groot hier. De dood gaat namelijk voor alles in Namibië. Helemaal in dit geval, want haar oom is een oude oorlogsheld en het wordt dus een staatsbegrafenis. Als ik me meld bij de balie vraag ik hoelang het gaat duren. Niemand weet dat dus krijg ik de raad om rustig te gaan zitten. Ik leg uit dat ik naar de begrafenis van mijn oom moet en iedereen lacht. Hij is zwart, ik ben wit dus hoezo mijn oom? Tot ik uitleg dat het mijn oom van de kant van mijn vrouw is. Iemand gaat praten met de aanklager en ik mag dinsdag terugkomen. Dr. Indongo: iedereen kent hem.

27 Juli ben ik terug. Netjes op tijd. Alleen is COVID hier op z’n piek en zijn er drie gevallen in de rechtbank geconstateerd. “Kom maar terug op 30 September” wordt er gezegd. Voordat we dat hoorden en voordat we het papiertje hadden gekregen waarop dat stond waren we ruim twee zongebrande uren verder

30 September. Ik zit, en zit, heb me gemeld, en wacht. Tot ik twee uur later toch eens vraag of ik wel op de lijst sta. Nee, geen Reinoud Karssenberg. Dus vertellen ze me om naar de griffie te gaan. Niemand kan de bekeuring vinden of papieren die op mij betrekking hebben. Ze raden me aan om naar de aanklager te gaan. Dus zitten we even later bij de aanklager. Modieus typetje die waarschijnlijk speciaal haar toga heeft laten maken om te beschermen, zonder het uitzicht te belemmeren. Zij hoort het verhaal aan en schrijft een “vrij uit de gevangenis kaartje voor me”.

We zijn boodschappen aan het doen als ik een berichtje van haar ontvang: “Kun je komen we hebben je papieren ontvangen”. Dus gaan we weer naar de rechtbank. Na een half uurtje word ik naar binnen geroepen. De aanklager kan ik niet verstaan; de maskers dempen de stemmen behoorlijk. De assistent rechter versta ik wel. Maandag om 8.30 uur moet ik terugkomen. Ik zucht, weer uren wachten en ik vraag me af of het niet zinvoller was geweest om gewoon die €60 betaald te hebben.

Als ik naar buiten stap word ik staande gehouden. Wat verward vraag ik wat er aan de hand is. Of ik maar mee wil gaan naar de cel. Pardon? Twee politieagenten staan voor me, half zo groot als ik en zij vertellen me dat ik gearresteerd ben en tot maandag in de politiecel moet. Vier dagen. Ik lach en geloof echt dat het een grapje is. Nee dus. Ik blijf staan en vertel dat ik de aanklager wil spreken. Dat gesprek is grimmig en langzaamaan begin ik te begrijpen dat ik die vier dagen toch echt in de cel ga doorbrengen. “Je bent op 23 juli niet op komen dagen”. Dat is haar verhaal en wordt een soort mantra. “Je hebt geen papieren die kunnen bewijzen dat je er wel was”. Wist ik veel dat ik dat kleine briefje moest bewaren als “bewijs”. “Er staat niets in je dossier”. Ja, wie heeft er nu een fout gemaakt. Hoe ik ook praat het mag niet baten. Een duidelijk bewijs dat looks verraderlijk zijn: er is niets modieus meer aan haar. Uiteindelijk mag Esther de papieren gaan zoeken, terwijl ik in de cel op haar wacht. Ik ga rustig op het bankje buiten zitten en vertel de politieagenten dat deze plek veel beter is. Ze kijken naar me en besluiten dat dat geen slecht idee is. Dus zit ik daar terwijl de tijd langzaam voorbijgaat. Uiteindelijk komt de dame van de balie terug van wat winkelen. Ik loop (met m’n twee politieagenten) naar haar toe. Natuurlijk herkent ze me en samen vertellen we dat aan de aanklaagster. Die het aanhoort en zegt: “De aanhouding is uitgevoerd dus je gaat de cel in”. Ik vertel haar met klem dat ze nu willens en wetens een onschuldige voor vier dagen in de cel gaat zetten. Dat als ze dat doet dat ik haar verantwoordelijk ga houden. Onverschillig haalt ze haar schouders op. Gelukkig hebben ze nog op haar ingepraat. Heeft ze de rechter gebeld en mocht ik naar huis. Net op tijd want op datzelfde moment kwam Esther weer het terrein op. Met de papieren en kwaad, erg kwaad. Ik heb haar nog nooit zo kwaad gezien. Alle passie van haar grootvader Maxuililie die nog op Robbeneiland heeft vastgezeten kwam tevoorschijn. Al haar Swapo training die ze als kind heeft gehad. Met moeite kon ik haar weer tot haar normale rust terugbrengen. Gezwind verlieten we de rechtbank, voordat de aanklaagster van gedachten zou veranderen.

Luister naar niemand in de rechtbank. Alleen naar de rechter. Niet naar de griffie, niet naar de balie en niet naar de aanklager. Wat ze je ook vertellen je hoeft niet te luisteren. Alleen naar de rechter.

Maandagochtend, na de gebruikelijke twee uur wachttijd mag ik weer naar binnen. De rechter hoort mijn verhaal aan en dat van de aanklaagster. Die alles negatief weet uit te leggen. Ze is erg goed in haar vak, wellicht veel te goed want de waarheid schijnt er niet zoveel toe te doen. Dus richt de rechter zich tot mij: “Luister naar niemand in de rechtbank. Alleen naar de rechter. Niet naar de griffie, niet naar de balie en niet naar de aanklager. Wat ze je ook vertellen je hoeft niet te luisteren. Alleen naar de rechter”. Dus mag ik 11 Februari terugkomen voor de zitting, voor een eenvoudige bekeuring, omdat ik mijn gordel niet om had.

Addendum: Uiteindelijk ben ik door de knieën gegaan; ik heb betaald. Liever dat dan het risico te lopen de cel in te gaan. Want dat was het gevoel dat steeds sterker werd, het gaat hier niet om gerechtigheid maar om macht en daar had ik al genoeg van gezien. Dus, met veel moeite, betaald, einde van dit avontuur.

Op de foto: Het papiertje dat je niet mag kwijtraken want anders hebben ze geen idee waar je het over hebt.

Telefoon

Vier jaar geleden kwam ik naar Namibië. Vier jaar alweer. Ik had toen de mooiste Samsung telefoon bij me die er te koop was. Kocht, zonder na te denken, iedere twee jaar een nieuwe. Vond dat leuk, genoot ervan. Hier in Namibië was de lol er erg snel af. Iedereen die de telefoon zag was erdoor gebiologeerd. De gesprekken gingen over de telefoon, niet over de dingen waar ik over wilde praten, leven, de zin van het leven en andere dingen die verrijken. 

Dus ik was niet helemaal rouwig toen ik op een begrafenis van een stapel rotsblokken viel en de telefoon volledig vernietigd werd. Terug in Nederland koos ik een minder opzichtige telefoon en die was ook aanmerkelijk goedkoper. Het voelt voor mij toch niet helemaal goed als mijn telefoon een jaarsalaris van een arbeider hier kost, voelt echt niet goed. Dus koos ik een B-merk, wel een grote telefoon omdat ik dat erg handig vind.

Tot mijn verbazing werkte dat vrij goed, tot de dag dat ik ervaarde dat gorilla glas toch echt beschermd. Aangezien ik erg tevreden was heb ik het glas laten vervangen en later een opvolger gekocht die me erg veel plezier gaf, tot het moment waarop het beeldscherm begon te, ja hoe zal ik dat noemen, op te lossen? Vanaf de randen en het ging vrij snel ook nog. Dus een nieuw scherm aangeschaft en daar had ik al snel spijt van. Slechte kwaliteit, niet erg licht sterk, maar ik kon er mee leven.

Tot vandaag. Ik zit rustig te werken, moet iets na kijken op mijn telefoon (want de computer heeft vandaag geen internet) en zie tot mijn verbazing dat er een scheurtje in het glas zit. ‘Wat?’ Er is daadwerkelijk niets gebeurd. De kwaliteit van het vervangscherm is gewoon slecht. 

En dan vul ik mezelf met medelijden. Zelfmedelijden.

En dan vul ik mezelf met medelijden. Zelfmedelijden. Toen ik hier kwam had ik de mooiste telefoon, nu heb ik, niets, een wrak, een Namibische telefoon in uiterlijk. En dat niet alleen, mijn medewerkers hebben mooiere en betere telefoons dan ik. Net aangeschaft in Duitsland… dan gaat het vullen snel. Medelijden als een lawine en ik word meegesleept. Mijn medewerkers eten beter. Ik spendeer mijn laatste geld, vertel m’n vrouw geen dure dingen te kopen. Door en door rol ik, buitel ik over mezelf, door elkaar tot ik tot stilstand kom ergens diep onder in de put.

Stilte.

En dan kan ik mezelf de simpele vraag stellen: “Was dit niet wat je wilde?”

Jongensdroom

Ik was 12 en we gingen op vakantie naar Finland. Mijn moeder had een vriendin en daar waren we uitgenodigd. Het was 1972 dus nog niet zo normaal om ver op vakantie te gaan. Normaal gingen we om de twee jaar. Een jaar in Nederland en het volgende jaar naar het buitenland. We waren met z’n vijven en ik was al behoorlijk groot dus we pasten net in de Opel Kadett stationcar. Tot het moment dat de beste vriendin van mijn zus ook mee zou gaan. Harriet. Toen paste het niet meer.

Harriets vader was een aannemer en hij had twee Land Rovers 110 staan (op dat moment heten ze nog geen Defender; dat kwam later pas). Hij had het genereuze aanbod dat we één van de Land Rovers mee mochten nemen. Kun je je voorstellen? 12 jaar oud en dan op vakantie in een heuse, echte Land Rover. Ongelooflijk. Volgens mij heb ik een week niet geslapen en volledig gedagdroomd over alle avonturen die een Land Rover logischerwijs in je leven gaat brengen.

Tot dat moment waarop mijn vader aankondigde dat de meiden met de trein zouden gaan en wij in de Opel Kadett met aanhangwagentje. Mijn leven stopte. Dit was niet mogelijk, onbegrijpelijk, als het leven je dit cadeau gaf was het onbeleefd om dat te weigeren. Mijn vader was onverbiddelijk. Nee. Te duur in benzine en dat hadden we niet. Dus hield het op. 

als het leven je dit cadeau gaf was het onbeleefd om dat te weigeren

Het Land Rover virus heeft me nooit meer losgelaten. Ik kwam in Namibië en kon mezelf bedwingen. Ratio was sterker en ik kocht een verstandige Isuzu in plaats van de prachtige Land Rover pick up. Wat heb ik daar een spijt van gehad. De Isuzu is nu aan z’n derde motor toe en is moe. Steeds kleine dingetjes die misgaan. Als ik het probeer te repareren dan sta ik opeens met een printplaatje in m’n handen waar ik echt niets mee kan. Dus verkopen werd een optie. Zeker toen ik werd benaderd bij het kopen van tomaten door een man die N$80.000 bood (ongeveer €4.000). Dat is trouwens heel normaal, dat je aangesproken wordt door willekeurige mensen die je auto willen kopen, of je telefoon of wat dan ook. De gedachte daarachter is dat boeren in het algemeen goed voor hun spullen zorgen, en dat die spullen dus de moeite waard zijn.

Alleen welke auto zou ik dan weer kopen? En daar kwam de Land Rover opnieuw de hoek om gereden. En deze keer was het menens. Alle emotie lag aan de kant van de Land Rover, niet in het minst gevoed door een vriend die Land Rover gek is. En dus staat er sinds afgelopen vrijdag een heuse Series 3s 109 voor het huis. Na een langdurige tocht vanuit Windhoek naar Grootfontein. De topsnelheid van Quake (short voor Earth Quake vanwege het geschok) is 90 km/u maar dan kun je elkaar niet meer verstaan. Dus de ruim 450 kilometer naar huis duurde nogal lang. Daarnaast is Quake dorstig als een echte Zuid-Afrikaan en behoorlijk oncomfortabel. Had mijn vader dus toch gelijk? Rationeel zeker maar sinds vrijdag loop ik met een grijns op m’n gezicht die zelfs een depressie er niet helemaal meer af krijgt.

Beleving van Fauna

Esther is een Oshiwambu. Een Ndonga. Er zijn ook Kwanjama’s en dat had beter bij haar gepast. Letterlijk vertaald betekent dat namelijk vleeseter en dat is wat ze doet.

Dus heb ik een lijst, een lijst met soorten die ik gegeten heb.  Die lijst zorgt voor controversie. Niet zozeer hier, maar vooral in Nederland. Want waar trek je de grens? Wat eet je wel en wat niet?

Zebra? Als je aan de film Madagaskar denkt; een duidelijk nee. En toch, Zebra salami is erg lekker, ben benieuwd hoe dat op pizza zou smaken…

Giraffe? Ik had behoorlijk wat weerstand verwacht. Dat viel erg mee. Moet kunnen zeiden de meesten. De echte scheidslijn ligt bij olifant. Olifant heeft een status. Bij mijzelf trouwens ook. Olifant staat ergens voor, nou ja, bij ons. Volgens Esther is het de lekkerste biltong die je je voor kunt stellen.
Toen ik dat opperde bij mijn vrienden kwamen er zeer heftige reacties en ook bij sommigen van mijn witte vrienden hier. Olifant scheidt de kampen. 

Biltong is gekruid en gedroogd vlees. Erg populair in Namibië en erg lekker ook. Je kunt het soms in Nederland kopen. In Namibië wordt nog vrij vaak thuis zelf gemaakt, gedroogd in de zon. Wel opletten als je honden hebt; Esther kan je daar alles over vertellen…

Om eerlijk te zijn, ik ben er nog niet uit. Olifanten zijn niet die zachte lieve dieren, die je aan het lachen maken bij een Rolo reclame. Het zijn eerder grote sacherijnige kolossen, die op je gaan zitten (of op je auto) als ze in een slecht humeur zijn (meestal dus). 

Wat mij meer verbaasd is dat het eten van de Damara Dik-dik niet meer verontwaardiging opriep. Het was omdat ik bij mensen op bezoek was dat ik het gegeten heb (erg mals en lekker overigens). Anders had ik het niet aangeraakt. Een Dik-dik lijkt op een karakter uit de Bambi film; de hoofdpersoon wel te verstaan. Daar heb je toch even moed voor nodig.

Maar waar ligt jouw grens? Ben daar wel benieuwd naar…

Voetnoot: In Nederland ben ik, alles bij elkaar, ongeveer 20 jaar  vegetariër geweest. Hier in Namibië heb ik niet zoveel moeite met het eten van vlees, vooral niet met het eten van wild. Die dieren hebben een uitermate goed leven gehad. Ik kan me ook al verheugen op onze eerste geit, maar dan moeten we nog even wachten. Ik heb er nu zes en het eerstvolgende bokje dat geboren gaat worden, zal heerlijk vertroeteld worden tot de dag dat hij zijn bestemming gaat vinden.

Rijbewijs

Mijn rijbewijs is verlopen. Normaal niet zo’n probleem, maar vanuit het buitenland is dat toch wat lastiger. Zeker als de post niet te vertrouwen is: zelfs aangetekend komt hier gewoon niet aan. Een dilemma dus, want omruilen voor een Namibisch rijbewijs werkt ook niet, als je Nederlandse rijbewijs al verlopen is. Bij NaTIS (het Namibische CBR) vertellen ze je dat het wel kan, maar in de praktijk gebeurt er gewoon niets. 

En dan rij je zonder rijbewijs. Wellicht vraag je je af hoe groot dat probleem daadwerkelijk is… Om eerlijk te zijn, op iedere grote doorgaande weg zijn er roadblocks. Met politie die soms zorgvuldig alles willen onderzoeken. Dus vragen ze naar je rijbewijs. Als je dat niet bij je hebt, krijg je een bekeuring of je kan natuurlijk vlug N$50 geven, wat ik altijd weiger te doen. 
Geen rijbewijs, dus niet rijden, is geen echte optie. Dan blijft er maar één ding over: opnieuw m’n rijbewijs halen. 

“Een formulier voor een learner’s”. 
Er valt een diepe stilte als ik dat vraag. Die stilte wordt nog dieper als ze begrijpen dat het voor mijzelf is. Ik vul het formulier in, betaal N$ 45 (ongeveer € 2), en maak een afspraak voor de test twee dagen later. Ik kijk het boek door en concentreer me op de typisch Namibische dingen, zoals een bord dat waarschuwt voor overstekende olifanten. Dat kom je niet zoveel tegen in Nederland. 
De hele verkeerswetgeving in Namibië is erg gebaseerd op Zuid-Afrika. Op één ding na: de vragen. In Zuid-Afrika heb je vier multiple choice vragen met drie stellingen en dan kun je behoorlijk variëren. In Namibië is het aangepast: één stelling met 3 multiple choice vragen. Simpel en dus lees ik meer dan dat ik studeer.

Op de dag van het examen ben ik vooral benieuwd. De examinator nodigt ons uit en is erg duidelijk en vriendelijk. Binnen 15 minuten ben ik klaar. De uitslag volgt later, 96%. Volgens Esther ben ik een freak: niemand haalt zo’n hoog resultaat. Een verder bewijs voor het achterblijvende onderwijs hier.
Als ik mijn learner’s wil gaan halen blijkt dat de printer kapot is. Dus moet ik wachten. Uiteindelijk krijg ik het vier dagen later en maak ik meteen een afspraak voor het autorij examen. Dat kan de volgende dag al. Ik moet N$60 betalen en heb een afspraak op woensdag, om 9 uur.

Zoals bijna al het onderwijs hier. Leer het uit je hoofd, doe het precies na en laat het vooral je hart niet raken, dat schijnt het motto te zijn.

Om een beetje te snappen wat er van me wordt verwacht maak ik een afspraak voor een autorijles. Eéntje, dat moet genoeg zijn.
En dan is daar autorijles. In een kleine vrachtauto, want daarbij hoef je geen speciale verrichtingen te doen. Nou ja, twee maar. Links- en rechtsom achteruit en de hellingproef. Het waarom hierachter ontgaat me ten enenmale, maar ik maak er dankbaar gebruik van. Dus rij ik braaf achteruit, precies tussen de palen door, zonder te slingeren en weer terug. Heen en weer, heen en weer. Verbaasd omdat het zoals altijd hier in Namibië niet lijkt te gaan om beheersing, maar om het aanleren van een truckje. Als je dat precies nadoet (met strepen op de vloer waar je moet draaien) dan ga je je rijbewijs halen.
Gelukkig veranderd dat allemaal zodra we de weg op gaan. Gift, de rijinstructeur, geeft nuttige tips en ik leer ook nog wat over het rijden in Namibië. Zoveel nadruk als er in Nederland gelegd wordt op kijken en spiegels; hier ontbreekt dat totaal. Wegrijden zonder te kijken, van richting veranderen, het verbaast mij niet dat Namibië één van de gevaarlijkste landen ter wereld is qua verkeer.

De volgende dag rij ik af. Eerst de speciale verrichtingen op het terrein van NaTIS. Dat gaat redelijk vlekkeloos en ik mag met Paulus de examinator de weg op. Paulus zou zo van het CBR kunnen komen. Strikt, afstandelijk en duidelijk. We rijden een erg kort ritje. 
Is hij ervan overtuigd dat ik controle over de auto heb? Of heeft hij gehoord dat ik een blog ga schrijven over mijn ervaringen? Het resultaat blijft hetzelfde: ik heb mijn rijbewijs! In éé keer, en binnen een dag na mijn learner’s te hebben gekregen. Alle verhalen over corruptie? Wat ik heb gezien is dat ze strikt zijn, en meer gefocust op de regels dan op beheersing van een voertuig. De lessen die je krijgt gaan ook over de regels, het nadoen. Zoals bijna al het onderwijs hier. Leer het uit je hoofd, doe het precies na en laat het vooral je hart niet raken, dat schijnt het motto te zijn. Het maakt een gevaarlijke samenleving.

De Wilde Ganzen vliegen voor….

Als je van mijn generatie bent dan zal je het herkennen. Zondagavond, volgens mij net voor Studio Sport, mijn favoriete moment op de altijd o zo saaie zondag. De Wilde Ganzen vliegen…. Voor wie deze week? 
Altijd ver, altijd exotisch, de geur van ver weg en avontuur, ver weg van de zondagmiddag en de van de klok die juist dan op z’n langzaamst tikt. De Wilde Ganzen vliegen…  
Was ik maar een Wilde Gans en vloog ik ver, ver weg van hier…

Vandaag, met zoveel plezier kan ik het vertellen, deze week vliegen de Wilde Ganzen namelijk voor ons. Nou ja, met een beetje fantasie. We zitten niet in het grote programma maar in een beginners programma. Mede dankzij jullie donaties. En natuurlijk vliegen de Wilde Ganzen niet voor ons. Ze vliegen voor de 3.000 leerlingen van de Omalunga en Makalani school. 
Wij zijn er zo blij mee. Zo ongelooflijk blij. Een tijdje terug schreef ik dit verslag:

En toen wist ik het weer. Dat beeld dat ik tijdenlang geprobeerd had weg te drukken, te negeren. Het was terug; in volle hevigheid. Laat me even de draad oppakken. Ik bezoek Omalunga Primary School. Een school in Blikkies-dorp (een blikkie is een huis gebouwd van golfplaten. Zonder water of toilet maar vaak wel met elektriciteit). We gaan praten met mevrouw Van Oosthuyzen. Een sympathieke 59 jaar oude dame, wiens familie oorspronkelijk uit Nederland komt. Zij is het hoofd van de school en we komen om te praten over “Ieder Kind een Boom”. Het is een prettig gesprek. Prettig omdat we zonder aarzeling toestemming krijgen om onze workshops te gaan doen. Prettig omdat ze enthousiast is en direct de voordelen van Moringa ziet. 

De Wilde Ganzen vliegen… en deze keer vlieg ik mee!

We praten over haar uitdagingen. Over de leraren die niet hoog gekwalificeerd zijn en natuurlijk over ondervoeding. Zij schat dat meer dan 50% van de kinderen op haar school aan ondervoeding lijdt. Daarom is ze ook, tegen alle regels in, gedurende de lockdown doorgegaan met het voeden van haar kinderen. Alle vijftienhonderd. Omdat ze anders helemaal niks meer krijgen. Het ministerie was ontzet. Waar was de pap gebleven? Zij had haar kinderen eten gegeven. Op dat moment kwam dat beeld, dat verstorende beeld me weer voor ogen.

Het was ruim een jaar eerder. Ik reed door Blikkies-dorp, langs Omalunga school. Het was pauze. Het moment waarop de kinderen eten kregen. De poort was gesloten. Aan de ene kant de leerlingen. Die kregen pap. Aan de andere kant de niet niet-leerlingen, te jong of met ouders zonder interesse. Hun handen door het hek. Scheermesprikkeldraad hek, in de hoop ook wat te krijgen, van hun broertjes of zusjes of gewoon tegen beter weten in.

Een beeld dat nu zeker nooit meer weg zal gaan. Ik ben blij met mevrouw Van Oosthuysen, blij met de workshops die we gaan doen, de Moringa die we gaan brengen, de Oogstdagen die zullen volgen. Omdat er dan pillen komen. Die niets gaan oplossen maar wel een verschil gaan maken en een kind een kans gaan geven.

De Wilde Ganzen vliegen… en deze keer vlieg ik mee!

Moria

Ik hoor de laatste tijd veel over Moria.
Over vluchtelingen en politiek.
Over nachtwakes en bijeenkomsten.
En het maakt me zo triest.
Laat ik heel erg duidelijk zijn voordat ik een letter verder typ. Je moet het ene doen en het andere niet laten. Dit wat ik schrijf komt voort uit mijn werkelijkheid van elke dag. Mijn perceptie van die werkelijkheid en omdat ik hier in Namibie woon, is dat mijn werkelijkheid.

En toch, het maakt me zo triest.
Waarom dan?
Omdat het zo oneerlijk is.
In Namibie zijn er ongeveer 2,4 miljoen mensen. Meer dan de helft is onder de 15. Dat betekent zo’n 1,2 miljoen. 23% daarvan is ondervoed.
275.000 kinderen die niet voldoende te eten krijgen of wellicht wel hun buik gevuld krijgen maar niet met voldoende voedingstoffen. Dat vreet aan je. Letterlijk.
De WHO waarschuwt niet voor niets. Ondervoeding is voor het leven. Je hersenen ontwikkelen niet voldoende. Je kunt niet leren, dus zelfs als je wel naar
school kunt dan kun je er niets mee. Een werkelijkheid voor 275.000 kinderen hier.

iedere dag die wij voorbij laten gaan is een dag die zij verliezen

Ligt er iemand wakker van? Worden er nachtwakes en fakkeloptochten gehouden?
Hun dorpen staan niet in brand, er zijn geen mooie gruwelijke plaatjes te maken en sterven doen ze in stilte. Ik hoor ze ’s nachts voordat ik ga slapen. Met knagende honger in hun lijf en iedere dag die wij voorbij laten gaan is een dag die zij verliezen, die ze iets van een toekomst had kunnen geven.

Alsjeblieft, doe het ene en laat het andere alsjeblieft niet.

Hostel

Laatst was ik in Berg Aukas. Met Achim. Achim helpt met Moringa voor Namibia, of, zoals het hier heet, de Miracle Tree Foundation. We hadden de school bezocht en dat is altijd een beetje als thuiskomen. Zodra ik het terein oprij beginnen de kinderen te roepen: Master Reinoud, Master Reinoud en voordat je het weet verdwijnen mijn benen in een kluwen kinderen.

Maar vandaag wil ik Achim het hostel laten zien. Achim kent onze kinderen, nou ja ‘onze’ we zorgen voor ze nadat we ze uit het hostel hebben weggehaald. Dat was vorig jaar maart. Zes meisjes hebben we, met toestemming van hun ouders, meegenomen. Omdat de situatie onhoudbaar was. Ondervoeding, verwaarlozing en slaag, veel slaag. Dus hadden we van de dertig kinderen in het hostel de zes meest kwetsbare meisjes meegenomen.
Imelda die nooit praatte en altijd een loopneus had, Arletta die epilepsi heeft en nog vier anderen. Ze sliepen op een plastic zak op de stenen vloer. ‘Ach’ denk je wellicht: ‘bij die temperaturen valt dat wel mee’ maar ze sliepen in de winter op de vloer en dan is het zo rond het vriespunt. zes kleine bibberende meisjes, in foetus houding onder een té dunne deken. Indertijd hadden we matrassen voor ze gekocht. Prachtig gezicht, zes meisjes op één twijfelaar, drie aan de ene kant, drie aan de andere kant. Dat was een kleine verbetering maar toch… het slaan bleef bestaan, het één keer eten per dag en ik voelde me er niet goed bij om dit hostel te ondersteunen. De situatie langer te laten bestaan. Dus had ik de toenmalige principal gesmeekt om het te sluiten. Maar ook hier is politiek mensen niet vreemd. Dertig extra kinderen op school dat is toch mooi. 

In maart was de maat vol. Nadat Arletta weer een toeval had gehad. Met toestemming van de ouders hebben we ze in huis genomen. Zodat ze vanuit ons huis naar school konden gaan. Dat was op een donderdag. Op maandag begon de lock down en vier van de meisjes hebben we naar hun ouders gebracht. Op boerderijen ver vanuit Grootfontein. Tot op vandaag zijn ze niet teruggegaan naar school. Alleen Imelda en haar zus Teresia zijn gebleven. Hun ouders hadden dat expliciet gevraagd. Dus dat voelt als onze kinderen.

Dan te bedenken dat er meisjes van 4 tot 16 woonden,
samen met jongens van 5 tot 18.

Nu de school weer is begonnen wonen er opnieuw zeven kinderen in het hostel. Ik wilde Achim laten zien hoe het was. We reden er na het schoolbezoek naar toe. ‘Is dit het’ vroeg hij met ongeloof in zijn stem. ‘Ja en ze hebben het ook nog eens opgeknapt’ was mijn antwoord. We liepen het gebouw binnen. Een oud huis, de ramen grotendeels ingegooid. Geen electriciteit of water en geen deuren meer. Dan te bedenken dat er meisjes van 4 tot 16 woonden, samen met jongens van 5 tot 18. Als we binnen komen kun je niet meer ontsnappen aan de penetrante urinelucht. Achim is opeens stil, hij kijkt rond, bleekjes en loopt weer snel naar buiten. Dat vertelt genoeg. Op de terugweg is hij stil, tot hij over het project begint te praten. Dan lucht hij op, blij om zich te kunnen concentreren op iets positiefs.

Promises

Promises, promises, promises, always promises. Het is een gezegde geworden in ons gezin. Overgehouden uit Engeland. Als we daar op vakantie gingen en we zagen een waarschuwingsbord -voorzichtig overstekend wild- dan klonk er altijd een klein stemmetje: Promises, promises, always promises. Het mannetje wilde wild zien. Echt wild en het liefst springend over de weg, net zoals op het bord. Dat gebeurde nooit dus hij had zijn geloof in de waarschuwing behoorlijk verloren.

Dus bij een waarschuwingsbord mompel ik dat nog steeds. En bij het bord dat ik nu tegenkwam klonk het uit volle borst. Alhoewel ik wel iets rustiger ging rijden. We zitten erg dicht bij Etosha national park en als olifanten walkabout gaan dan kijken ze echt niet op een kilometer. Overstekende olifanten. Beats de file melding any time.

Nu zijn olifanten helemaal geen lieve zachte pluche dieren.
Eerder humeurige giganten met een erg kort lontje.

Maar ook hier brachten de gebroken beloftes langzamerhand een gevoel van: Ja, ja het zal wel. Tot vandaag dan. Want na het passeren van het tweede bord werd er eindelijk een belofte gehouden. Olifanten klonk de schreeuw van de achterbank. Vol op de rem en meteen de berm in. Beetje terug en ja daar liep een kudde olifanten. Nu zijn olifanten helemaal geen lieve zachte pluche dieren. Eerder humeurige giganten met een erg kort lontje. Dus je kunt ze nooit van dierentuin dichtbij zien. Vandaag hadden we geluk. Tussen ons en de kudde stond een hek met drie dikke elektrische schok kabels. Dus stonden we op nog geen tien meter afstand van de olifanten die rustig verder liepen. Wel, op één kolos na. Beetje puber nog. Die zo boos was over het feit dat wij daar stonden, dat hij zijn uiterste best deed om modder te gooien. Ongelooflijk mooi. Een ingeloste belofte.

Om eerlijk te zijn, het stemmetje van het mannetje klonk nog steeds in m’n oren. De belofte was namelijk op de weg. Op de weg! Binnenkort toch maar eens naar Katima Mulilo rijden, daar lopen ze echt over de weg.