Net als ik wil beginnen aan dit verhaal belt Gottlieb. Gottlieb is een medewerker. Hij deelde me gisteren mee dat hij volgende week naar het noorden gaat om zijn moeder te helpen om Mahangu te oogsten. Hij belde nu om te zeggen dat hij nu gaat en of ik het geld dat hij deze maand verdiend heeft even kan komen brengen.
De African mind. Soms begrijp ik hem echt niet. Het is zo makkelijk om te vragen… Kan ik, komt het uit, is het mogelijk.
Dit verhaal gaat over die voor mij onvatbare African mind.
Gisteren kocht ik met Gottlieb een wasbak. Om buiten een aanrecht te bouwen. Gottlieb pakte hem en bracht hem naar de auto. Thuisgekomen bleek hij flink beschadigd. ‘Gottlieb, wat is dit’ vroeg ik, redelijk boos. ‘Oh’ zegt hij ‘maar dat was al zo toen ik hem pakte’. Totaal ongeloof aan mijn kant. ‘Wat?’. Ik ben weggelopen. Later heb ik gevraagd: ‘Zou je dit ook hebben gedaan als het voor jezelf was?’ Hij haalde zijn schouders op.
Dit verhaal gaat over die voor mij onvatbare African mind.
Laat ik nu vooral niet het idee geven dat dit Gottlieb alleen is. Nee, het zit in deze maatschappij, de cultuur. Ander voorbeeld. Een vriendin rijdt met ons mee. Ze heeft van mensen een bakje met warm eten gekregen. Ze stapt in de auto en zet het op de armleuning. Bij de eerste bocht valt het op de grond en laat het een flinke vetvlek op de grond achter. ‘Hallo, wat is dat?’ roep ik, want ja ik ben blij met mijn auto. Wil hem graag netjes houden. Ze antwoord: ‘Jij ook altijd met je onvoorzichtige rijden. Kijk wat je hebt gedaan. Nu is mijn eten gevallen’. Ik weet niet wat te zeggen. De volgende dag kijkt de vetvlek me verwijtend aan. Als ik haar vraag: ‘Waarom heb je het niet schoongemaakt?’ heeft haar antwoord dezelfde toon. ‘het was jouw schuld, jij reed onvoorzichtig’. De woede trekt maar langzaam weg.
Dan opeens denk ik aan het gesprek met een vriend. Hij woont al langer in Namibië en uitte dezelfde woede en frustratie. Zelfs dieper dan ik die voel. Op een avond was hij boos. Tijdens het gesprek zei hij: “Kijk dan om je heen. Hier is niets gepresteerd. In Italië heb je de Sint Pieter, het Colloseum. Denk aan de Notre Dame, ik kan zo nog uren doorgaan. Prachtige gebouwen, overal. Hij heeft een punt lijkt het. Bezienswaardigheden zoals dat zijn er hier eigenlijk niet en als ze er zijn dan stammen ze uit de Duitse tijd. Voorzichtig probeer ik er iets tegenin te brengen: ‘Is dat eigenlijk niet goed? Wat heeft de westerse beschaving ons opgeleverd? We staan aan de rand van de afgrond, de aarde is leeggezogen. Hier is de footprint zoveel kleiner. Ze gebruiken wat ze nodig hebben en putten de aarde niet uit.’ Aan hem is dat niet besteed, en aan mij?
Het voelt als de keer dat ik met Imelda bij Esther’s oom op bezoek was. Ze ziet een schilderij. Van giraffes. ‘Ik had er hier 4’ zegt hij. ‘Er is er nog 1 over, de rest is gestorven’. Ik vraag hem waardoor. ‘Bliksem’ antwoord hij, getroffen door de bliksem, giraffes zijn te lang’.